Het slotdeel van Reis naar het Westen brengt de pelgrims tot de voltooiing van hun veertienjarige reis. Na talloze beproevingen bereiken zij de Geestberg, ontmoeten de Boeddha en ontvangen de ware geschriften. Elk personage wordt beloond met zijn spirituele bestemming: Tripitaka bereikt Boeddhaschap, Sun Wukong wordt de Overwinnende Strijdende Boeddha, Zhu Bajie de Reiniger van Altaren, Sha Wujing een Gouden Arhat, en het witte paard herboren tot een Hemelse Draak.

Wu Cheng'en sluit zijn meesterwerk af in een symfonie van beloning en inzicht: verlossing is niet het einde van de reis, maar haar ware begin. De proza en poëzie verweven zich in een ontroerend slot vol symboliek, humor en mystieke schoonheid.

De roman eindigt als hij begon - in verwondering over de oneindige kringloop van dwaling, discipline en verlichting.